Zuigend moeras van gedachten.
Hoe kom ik hieruit?
Uit dit doordraaiende carrousel
van onuitgesproken weten.
Dat almaar blijft hangen,
zich talrijke keren roert
en in kleine trillingen
mijn hart beroert.

Het is alsof ik op een bergtop,
in ketenen gevangen,
alleen maar kijken kan naar.
Kleiner dan de kleinste mier
voel ik me slechts een schim,
die meedeint op de rug van een ander.
Laat mij maar lopen,
vergezeld door wind, regen, wolken
en ritselend blad,
met de zon als kompas.